Spierpijn geeft voor veel mensen vaak een voldaan gevoel. Het voelt dan alsof je de training ervoor goed je best hebt gedaan. Ondanks dat de spieren in deze fase gevoelig of zelfs pijnlijk zijn, zullen zij herstellen en vaak net iets sterker worden dan voorheen. Maar wat is spierpijn nou eigenlijk? En zijn er manieren om spierpijn te voorkomen of om er sneller vanaf te komen? Wil je antwoord op bovenstaande vragen, lees dan verder 😊
Vormen van spierpijn
Er zijn drie soorten spierpijn. Spierpijn die geruime tijd na de inspanning optreedt noemen we Delayed Onset Muscle Soreness (DOMS). Naast deze DOMS is er ook acute spierpijn. Dit treedt op direct na een intensieve training bijvoorbeeld. Deze spierpijn trekt in korte tijd weer weg, meestal binnen een uur. Een blessure, kneuzing of spierscheur zijn ook vormen van spierpijn. Hier staat meestal een wat langere hersteltijd voor. We richten ons nu op de spierpijn die geruime tijd na afloop van de inspanning optreedt, DOMS.
DOMS
DOMS ontstaat voornamelijk door het uitvoeren van een, voor het lichaam onbekende, trainingsvorm of door veelvuldige excentrische spiersamentrekkingen. Dit zijn aanspanningen van de spier, waarbij de lengte van de spier toeneemt. Een voorbeeld van een excentrische spieraanspanning is het aflopen van een helling. Zodra je tijdens de afdaling je hak neerzet op de grond, zullen je bovenbeenspieren aan de voorzijde samentrekken om ervoor te zorgen dat je afremt, niet voorover valt en toch vooruit komt. Je been buigt hierbij, terwijl de bovenbeenspieren aan de voorzijde als functie hebben om de knie te strekken. De lengte van de spieren nemen hierbij dus toe, ondanks dat zij aanspannen.
Bij DOMS is er sprake van kleine spierbeschadigingen op microscopisch niveau. Als gevolg hiervan kun je stijfheid, pijn en soms zelfs zwelling ervaren. Tijdens dit proces gaat het lichaam aan de slag om de schade weer te herstellen. De pijn zorgt ervoor dat je de spier tijdens dit proces niet te snel opnieuw zwaar belast, zodat het herstel niet zal worden belemmerd. De pijn heeft dus een beschermende functie.
Diagnose
DOMS herken je aan klachten zoals pijn en stijfheid. Dit zorgt ervoor dat je je spier minder ver op rek kan brengen en de omliggende gewrichten hierdoor beperkt zijn in bewegen. Ook is er vaak een lokale of regionale toename van spierspanning voelbaar. De symptomen beginnen 6 tot 12 uur na de inspanning, waarbij ze na 48 tot 72 uur hun hoogtepunt bereiken. De klachten nemen hierna weer geleidelijk aan af en verdwijnen vervolgens na 5 tot 7 dagen.
Behandeling
Voor de behandeling van spierpijn worden talloze methoden gebruikt. Één van deze methoden is ijstherapie, waarbij er aanwijzingen in de literatuur bestaan dat dit mogelijk effectief kan zijn in de behandeling van DOMS. Echter is onvoldoende bekend hoe je dit in de praktijk zou moeten toepassen. Een andere behandelmethode is compressie. Veel hardlopers zie je bijvoorbeeld compressiekousen gebruiken. Op dit moment is het effect van deze compressiemiddelen op DOMS nog niet duidelijk, indien deze tijdens de inspanning worden gedragen. Het dragen van compressiemateriaal na de inspanning draagt wel aantoonbaar bij aan het herstel van de spierfunctie en het verminderen van de klinische symptomen van DOMS en kan dus worden gezien als een effectieve behandelmethode. Het doen van oefeningen, rekken, massage of foamrolling om het herstel van DOMS te bevorderen is op dit moment nog onderdeel van wetenschappelijke discussie. De literatuur laat hierin namelijk op dit moment nog tegenstrijdige resultaten zien. Toekomstig onderzoek kan hier wellicht verandering en meer duidelijkheid in brengen. Wat in elk geval duidelijk is, is dat DOMS vanzelf weer herstelt en dat hierbij geduld het belangrijkste medicijn lijkt te zijn.
Ter onderbouwing van deze blog zijn de volgende bronnen gebruikt: Hotfiel T. et al. Advances in Delayed-Onset Muscle Soreness (DOMS): Part I: Pathogenesis and Diagnostics. Sportverl Sportschad 2018; 32: 243–250. Heiss R. et al. Advances in Delayed-Onset Muscle Soreness (DOMS) – Part II: Treatment and Prevention. Sportverl Sportschad 2019; 33: 21–29